wij gaan naar ons thuisland, het paradijs

zo een zeventig of tachtig jaren
zijn ons gegeven hier op aarde
de tijd en plaatsen waar we waren
wat was daarvan dan de waarde:

recht doen en trouw zijn en geven
en met de Eeuwige wandelen
zo gaan door het aardse leven
't is de weg om zo te handelen

het is een weg niet zonder zorgen
waarbij niet steeds een blij licht scheen
maar waar we uitzien naar de morgen
en hopen op de Heer alleen

er is hier geen blijvende stad
we verloren er het paradijs
we zijn op reis, we zijn op pad
naar een eeuwig huis is onze reis

er ligt een hunkering in ons hart
een groot en onvervuld verlangen:
heimwee naar Eden is onze smart
en om in Sion te worden ontvangen

de Heer heeft dat in ons hart gelegd:
Hem in Zijn schoonheid te gaan aanschouwen
bij U zijn in Sion, naar Uw recht
o God, onze toevlucht en vertrouwen:

doe ons huiskomen na de aardse reis
wil onze naam in Uw Boek tonen
en met ons wandelen in het paradijs
geef ons eeuwig bij U in Jerusalem te wonen