tranen wellen in mij op,
de wind waait haren in mijn mond
bij ’t lezen van mijn eigen naam
vastgenageld aan de grond 

platgetrapte verse aarde
rond de zwarte marmerplaat
zilverletters poets ik schoon
als ik huilend met je praat 

armen vol met gele bloemen
geven je plekje vrolijk fleur,
‘k weet niet eens of je wel houdt
van die laatste modekleur

 

vandaag zou je verjaardag zijn,
mijmerend zie ik een beeld
van blonde krullen en een lach,
een sterke hand die zachtjes streelt 

de kerstbal aan een dorre tak
laat zien wat ik reeds had gevreesd,
nu narcis, krokus volop bloeit,
dat ik te lang ben weg geweest 

afscheid nemen valt me zwaar
blaas van mijn hand een lichte kus
hemelhoog, waar jij ook  bent,
je leeft in mij, mijn grote zus