Ik voel je laaiende hartsvuur voor Mij,
voor eeuwig is de liefde die ons bindt.
In opperste verrukking breng jij Mij
met je fonkelende blik die verblindt.
Ik proef in jouw aanbidding de honing,
heerlijker nog dan de meest zoete wijn.
Je kleed is als balsem voor de Koning,
jouw liefde voor Mij is heilig en rein.

Je hebt vele mooie vruchten vergaard,
granaatappels die Mijn grootheid roemen.
Wierook en mirre vullen je boomgaard,
waar de nardus geurt naast hennabloemen.
Rijk is jouw tuin met balsems velerlei :
kostbare saffraan, kaneel en kalmoes.
Een beek van helder bergwater ben jij,
Mijn lief, hemels is onze bruiloftsroes.

Allerschoonste, sieraad in hart en geest,
laat ons genieten van het bruiloftsfeest...


granaatappel : liefde
wierook : vrede
mirre : geloof
nardus : goedheid, edelmoedigheid
henna : lieflijkheid
saffraan : vreugde
kaneel : zoetheid, zachtheid
kalmoes : zuiverheid, matigheid



Hooglied 4 : 9-15