Toen zij opstond, het was donker
en zich afvroeg in die nacht
waar is hij en hem ging zoeken
sprak zij hunkerend, doordacht:

Jij bent het die ik zo liefheb
heel mijn wezen zoekt naar jou
waar ben jij ik wil je vinden
wachters, wachters help mij nou.

Toen zij rondliep, liep te dwalen
toen vond zij hem toch terug
greep hem vast: Jij bent mijn liefste
en ze zei: Kom mee, kom vlug.

Vastbesloten, vol verlangen
troonde zij haar liefste mee
bracht hem daarop binnenskamers
was met wachten niet tevree.

Als jij opstaat in het donker
vol verlangen in de nacht
uitziet naar die grote liefde   
wanneer jij ook smachtend wacht.

Blijf dan kalm, geduldig wachten
tot de tijd gekomen is
dat jij hem mag toebehoren
denk aan het geheimenis.

God heeft zoveel moois in petto
voor de mens die Hem behaagt
die kan wachten en vertrouwen
bovenal Gods trouw najaagt.

Als de liefde is bezegeld
aan Gods wil ook is voldaan
dan pas is het echt genieten
vangt een hemels leven aan! 

Hooglied 3 1 t/m 5