'Het is zeer goed,' sprak God eertijds,
na elke scheppingsdag.
Hij keek tevreden rond op aard;
bezag het met een lach.

De mensen mochten samen wonen
met de dieren op het land.
Verder schiep Hij planten, bomen,
zon en maan en zee en strand.

Maar het is niet mooi gebleven,
er is zoveel kapot gegaan:
Oorlog, rampen, zorg en ziekten
en het lijkt niet stil te staan.

Al de tranen die hier vloeien,
niet te tellen, het verdriet.
Toch mag ik zeker weten dat
God alle tranen ziet.

Hij is een mens geweest als ik,
met angst en met gevoel.
Daarom weet Hij heel precies
hoe ik me zo vaak voel.

Dat geeft mij kracht en moed en hoop
Hem achterna te gaan.
De weg is zwaar en lang en smal,
maar Hij moedigt zelf mij aan.

Hij komt mij spoedig tegemoet
en maakt het kromme recht.
Een nieuwe schepping komt in zicht,
dan wist Hij álle tranen weg.

En zie... het is zeer goed.