Een eenzame zwerver ontdekt de broze kostbare tijd,
vindt een beetje hemel op aarde.
Hij kneedt het zo goed als hij kan.
Draait zich om,
gaat er mee de mist in,
en duikt dapper de diepte in.
Opgelucht hoort hij in de avondbries
dat hij het niet alleen hoeft te dragen.
Een stem spreekt:
Ik hou van iedereen.
Dankbaar koestert hij het kleine, mooie
in zijn geschonden handen,
En gaat er mee op pad.