Krokussen staan al in knop,
ze horen nieuwjaarswensen,
ook sneeuwklokbosjes koppen op,
’t seizoen verlegt de grenzen.

Terwijl ik wandel in bewolkt
bekruipt me het gevoel
dat dit ontluiken iets vertolkt,
het openbaart een doel.

De krokus in het okergeel
spreekt levensvreugde uit,
in ’t frisse bosje sneeuwklok
zie je hoe die ontspruit.

Al is de lucht nog grijzig,
mijn hart ontvangt de zon,
ontvouwt zich als de krokus
die winters overwon.

Het dorp gehuld in stilheid
rondom de middagrust
ontvangt een sprankje lentetijd
die wakker is gekust.

Niemand kent mijn gedachten,
merkt iemand het wel op
wanneer ik in mijn wandeling
een knipoog krijg van God?