Zij zocht naar Jezus, óveral,
in winkels en op straat,
maar vinden deed zij niemendal,
’t werd schemer en al laat.

Het kleintje zocht het hogerop,
want tijd had zij genoeg,
haar ouders werkten in een shop,
geen mens die naar haar vroeg.

Kijk, langs de straat en mooi verlicht,
een kerk, helaas op slot.
Daar vind ik Jezus toch wellicht,
hier in het huis van God?

Ze klopte luid, er kwam een man
en keek haar vragend aan.
Is hier Gods Zoon, naar ik vernam?
De koster was ontdaan.

’t Is hier een drukte van belang
en ach, jij kleine meid,
er wordt geoefend met gezang,
voor God is nu geen tijd.

Kom morgenvroeg, een uur of tien,
als ‘t kerstspel wordt gedaan,
dan vind je Gods Zoon ook misschien,
je kunt nu beter gaan.

Het meisje ging verdrietig heen
en liep naar opa’s huis.
Hij zat aan tafel, heel alleen,
zij wist zich welkom thuis.

Opa… ik ben vandaag op zoek
naar ‘t kerstkind, Zoon van God…
Maar kleine meid, hier is Zijn Boek
en dat zit nooit op slot.

Hij las toen uit de Bijbel voor
en ook waar Jezus woont.
Hij is het vleesgeworden Woord,
en wordt ons híer getoond.

God heeft voor u nog alle tijd,
heeft u het ook voor Hem?
Zoekt Hem zoals die kleine meid,
de Bijbel is Zijn stem.

Mattheus 18:3; Johannes 1:14
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment