Vanbuiten lijkt het allemaal zo schamel
zo koud en kil, zo zonder hoop.
Zo zonder vreugde zonder blijdschap,
zo zonder liefde, zo goedkoop.
 
Van buiten lijkt het op een bouwval,
een onbewoonbaar houten hok.
Waar nog geen dier haast in kan schuilen.
De regen druppelt uit de nok.
 
Geen plaats toch voor een mens in wording.
Geen plaats waar je bescherming vindt.
Toch wordt die schamele stal een rijke woning.
Een huis van vrede door dat wondere kind.
 
Zo heeft God Zijn plan laten gebeuren,
In een wereld die steeds armer wordt.
De arme stal wordt alsmaar rijker
Voor hen die daar het hart uitstort.
 
Wie daar voor Christus neer wil buigen,
vindt rust en vrede in die schamele stal.
Die onbewoonbaar verklaarde woning
biedt leven voor het gans heelal.
 
Je komt er binnen door de deur van liefde,
de deur die openstaat voor ieder kind.
Christus zelf staat er liefdevol te wachten,
Hij telt al de zijnen die Hij zo teer bemint.
 
Dan zal Hij zelf de deur gaan sluiten
van die eens zo schamele kille stal.
Daar binnen woont een rijke vrede.
Die voor altijd zal heersen, overal.
 
De arme stal is voor Gods kinderen
Verandert, in een glorierijk tehuis.
Juichend voor de troon van Gods genade,
mogen ze leven in het eeuwig Vaderhuis.