Het werd een wonderschone nacht,
Waarin Maria’s kindje werd verwacht.
Een kindje uit zovelen,
Dat met ons zijn leven zou gaan delen.
Niet slechts voor ons korte aards bestaan,
Maar voor de eeuwigheid voortaan.

Een Godsgeschenk van niet te schatten waarde
In de hemel, zowel als op de aarde.
God, in de gedaante van een mens,
Overschreed de schier gesloten grens,
Tussen de hemel en het leven hier benee,
Maakte Jezus Christus Zijn entree.

Werd Redder van verslaafden aan hun zonden,
Dankzij Zijn bloed uit vele wonden.
Aangekondigd door een grote englenschaar,
Maakte Hij Zijn grootsheid openbaar.
Een korte inkijk in de hemel naar het leek,
Voor herders in ’t bijzonder, in die streek.

Het kind, onwetend nog van lijden
Dat voor Hem niet was te mijden,
Werd met blijdschap en in dank geboren,
In een wereld die reddeloos verloren
Zou zijn geweest, zonder Zijn dood en leven,
Waardoor onze schuld kon worden vergeven.

Dat kind, dat eens op s-Vaders tijdstip zou gaan sterven,
Om voor ons een eeuwig leven te verwerven,
Blijkt voor velen dood en aanstootgevend.
Maar voor Zijn kinderen nog steeds springlevend.
Dankzij Gods Geest, die over de wereld waait,
En alom liefde, hoop en verwachting zaait.