Geen plaats was er nog te vinden.
Geen nachtverblijf dat nog ruimte bood.
De deur van de herberg was al gesloten.
En het kind sprong op in Maria’s schoot.
 
De nood was hoog, ze moest gaan baren.
Maar helaas was er geen plaats voor haar.
Geen enkele herbergier kon haar helpen.
Geen enkele die haar hielp met een gul gebaar.
 
Ze wist niet wat ze moest beginnen.
Was er dan nergens een plaatsje voor haar vrij.
Haar kindje kon toch elke moment komen.
Maar men hoorde niet haar hulpgeschrei.
 
Ze was zo moe van al dat lange zoeken.
En Jozef zag dat dit niet goed kon gaan.
Hij smeekte de herbergier om hen te helpen.
Hij zag een deur van een oude stal al open staan.
 
Daar mochten ze eindelijk gaan overnachten.
Daar ging het gebeuren in die koude stal.
Die nacht werd het kind in Bethlehem geboren.
Omdat keizer Augustus dit zo beval.
 
Een afstammeling van koning David.
Mocht niet geboren worden in eigen huis.
Een lange reis moest worden ondernomen.
Een levensreis voor een gastvrij thuis.
 
Als christen zijn we onderweg naar morgen.
Naar de grote morgen in de eeuwigheid.
Waar geen plaats was voor Koning Jezus.
Is plaats gemaakt voor tijd en eeuwigheid.