Hij lag in bed, beroerd van de chemo,
zijn lichaam verloor steeds meer kracht.
En naast zijn bed stond de kerststal van LEGO,
een cliniclown had het gebracht.
En in zijn kamer een kerstboom met ballen,
met engeltjes, klokjes, een piek.
Zijn stem was verzwakt, zijn haar uitgevallen.
Kerst, maar hij was zo ziek.

Onverwacht gingen de engelen zingen,
er klonk 'stille nacht' uit de boom.
De klokjes die gingen mee klingelingen
namen hem mee in een droom.
De LEGO-popjes werden plotseling levend,
ze zongen naar hartenlust mee.
De engeltjes van de kerstboom weg zwevend
vlogen naar 't kribje benee.

Iedereen kwam naar zijn bed toe gelopen,
in een  heel vrolijke stoet.
Er scheen een ster, de hemel brak open
Het voelde heel veilig en goed.
Een LEGO-pop vroeg: 'Word je Mijn vrindje?'
Dat  leek hem een prachtig idee.
'Mijn naam is Jezus, het klein LEGO-kindje
Sta op en loop met Me mee'.

Hij stond zomaar op en liep naar de poppen,
Jezus nam hem bij zijn hand.
Zo liepen ze verder  zonder te stoppen
naar een gloednieuw LEGO-land.
Jezus vroeg hem: 'Wil je hier wonen
zonder chemo en pijn?
Dit is het land waar Ik je kan tonen
om eeuwige vriendjes te zijn'.

Toen klonk een stem: 'Hé wordt eens wakker'.
De cliniclown stoorde zijn droom.
'Vind je die stal niet gaaf kleine rakker?
En hoe vind jij de boom?'
Hij fluisterde zwak: 'Het LEGO-Kind zei me:
'Ik hoop dat je mijn vriendje wordt'.
Hij pakte mijn hand en zei: 'Ik ben bij je'.
Ík ga naar Hem toe binnenkort.