Onbevattelijk wonder dat herdacht wordt met Kerst:
de Eeuwige kwam in de tijd,
de Oude van dagen* werd een hulpeloos Kind,
de Vredevorst kwam voor strijd.

De Schepper werd schepsel, Zijn troon werd een kribbe,
het Licht der wereld lag in een donkere stal.
De Vlekkeloze werd met zonden bevlekt, 
de Allerhoogste stond in ’t diepst’ van de val.

De Wetgever stelde Zich onder Zijn wet,
heeft hem voor wetverbrekers vervuld.
De Gezegende werd een vloek voor ons,
de Onschuldige nam alle schuld.

De zuivere Liefde werd door allen gehaat,
de Waarheid werd een leugen genoemd.
De Goedheid Zelf werd verachtelijk gesmaad,
de Barmhartige werd verdoemd.

In de hemel aanbeden, op aarde veracht,
die door engelen gediend werd, kwam om ons te dienen.
De Geliefde was ’t Voorwerp van brandende toorn,
om de zaligheid voor Zijn Kerk te verdienen.

De eeuwige Zoon werd vrijwillig een knecht,
Zijn vernedering was zo nameloos groot.
De Rechtvaardige stierf aan het Goddelijk Recht...
Maar het Leven overwon de dood!


*Dan.7:9 | Luk.2:12 en16 | Op.1:18