Ik weet met kerst niet
wat ik zeggen zal.
Het kind is al zo vele malen
geboren, gelegd in de krib.
En of de stal
een grot was of een schuur,
wat geeft het
als er op den duur
geen stro meer in de kribbe ligt,
maar zijde en fluweel,
en herders niet meer spreken
met hun rauwe stem,
maar zoet, sentimenteel
vertellen van de stille nacht,
waarin Gods Zoon,
zo lang verwacht,
zo ongewoon,
ligt tussen zilveren ballen,
tussen wat geurend groen
in artistieke stallen.

Ik weet niet
wat ik zeggen moet,
want vrede op aard
is enkel groet,
'Sjaloom'
maar engelenzang
klinkt niet meer 
door de heilige nacht,
en 'lang verwacht'
is 'stil vergeten.'

Ach ja,
we zullen nog wel lekker eten
en zingen doen we
liefst massaal,
in sfeervolle kerk of zaal.
En onze zoetgestemde koren
laten in bank of zaak
een kerstlied horen.

Het kind
zo doodgewoon,
zo zonder glitter
glans of sier
vergalt ons zoete kerstplezier.

Ik weet met kerst niet
wat ik zeggen zal.
Ik houd me stil
en kniel dan zwijgend neer
bij ´t arme kind
in Bethlehems koude stal.