Geen pracht, geen praal en toch een koning,
verborgen in een stal, een eenzaam veld.
De rauwe herders konden 't slechts geloven,
omdat de engelen daarboven
in jubelzangen hadden verteld:
"God zoekt bij ons vandaag een woning.

Dit kind zal voor de lieve vrede vechten,
verwacht geen woeste vuist of wrede wapenstok,
zijn zacht en vriend'lijk woord verstolt de opgekropte wrok
en zal de schone schijn met recht beslechten".

Stralende ster, teken van uw milde handen,
kleinood, onverklaarbaar godsgeschenk,
uw knipoog uit de hoge hemel, uw stille wenk
is als een vonkend vuur dat eeuwig voort zal branden.



Niek van der Hoest


25 oktober 2005