Op de eerste scheppingsdag
sprak God: “er zij licht”
en het was goed, er lag
een glimlach op Zijn gezicht.

De mens kon hierin leven, spelen,
van de schepping genieten
en dingen samen delen:
vreugde en later ook verdriet.

Toen de dagen donker waren
zond God Zijn eigen Zoon,
de Redder van de wereld,
Licht van de hemeltroon.

Het Kerstkind wijst naar Boven.
't Weerspiegelt in de donkere nacht
aan allen die er in geloven
Gods liefde voor wie die verwacht.

Dit Licht biedt perspectief
bij alles wat nog komen zal.
God heeft de mens oneindig lief,
Hij, de Koning van 't heelal.

Ik kniel bij krib en kruis
verblijd me in Zijn Licht
vervolg mijn weg naar Huis:
een Hemels vergezicht.