O, Kerstnacht, heiligst aller nachten
God deed Zijn eeuwig woord gestand.
De hemel reikt ons hier de hand.
Nu wordt vervuld ons vurigst wachten:
Christus de Redder is daar!
 
De Vader opende onze ogen,
voor wat tot hier ongrijpbaar scheen.
Kom, lach maar door je tranen heen.
De Heer zal alle tranen drogen.
Immanuel ‑ hoe wonderbaar!
 
Het was Gods woord! ‑ Zijn reddingsboei
werd uitgezet tot hoop en leven!
Zijn liefde heeft Hij weggegeven.
God redt uit nacht en stormgeloei.
Hij tilt ons op in 't bangste uur.
 
En boven juichen de profeten.
Zij zien hun Godsspraak hier vervuld.
En God de Heer, Hij heeft geduld
totdat het heel deez' aard zal weten
tot aan de allerjongste dag.
 
Wie zou niet zingen met de herders
en knielen met de koningen neer?
O, mensenkind breng lof en eer:
‘Heer Jezus Christus, U bent Redder,
mijn Koning, die ik dienen mag!’
 
Ontsteekt de lampen ‑ warmt de harten,
bedrijft hier vreugde met elkaar:
Gods Liefde is zo wonderbaar!
Hij komt en deelt hier onze smarten.
Wij dragen rijke vrucht in Hem.