Vanuit de opgang van de zon
gaan zij hun gang
en zoeken naar de bron
van licht en leven
waarvan het firmament
het teken heeft gegeven
en reizend door de tijd
van dagen en van nachten,
van hopen en verwachten,
breekt God hun harten open,
in eerbied en verwondering
-dit wonder niet te vatten-
ontsluiten zij devoot
hun toegewijde schatten
als teken in de tijd,
waar in de eeuwigheid
de heersers van de aarde
van Oost tot West
de Heer zullen ontmoeten
en nederig van hart
Hem al hun schatten wijden
en knielen in aanbidding
aan zijn doorboorde voeten.