Sinds grootmoeders kinderen waren,
Langer dan een lange reis,
Op hun hoge drommedaren
Reizen zij, vol lof en prijs,
Bijna tweemaal duizend jaren
Van de stal naar ’t paradijs,-

En bij ieder morgen-gloren
En bij elke nieuwe maan
Zingen zijn in grote koren,
Karavaan tot karavaan:
Al ons goud zijn wij verloren,
Myrrhe en wierook zijn verdaan,
Maar het Kind is ons geboren –
Waar de ster bleef stille staan.

Jac. Schreurs