Handen spreken somtijds voor ons hart,
Ook al zijn ze vaak onrein en zwart.
In gebed zijn ze gevouwen,
Als w' onze zorg U toevertrouwen.
 
Opgeheven om te loven
U, Heer en Meester van daar boven.
Open, om Uw antwoord te ontvangen,
Waar wij gedurig naar verlangen.
 
Handen die naar U reiken,
En aanbidding laten blijken.
Om U nedrig te ontmoeten,
U in ootmoed te begroeten.
                                                                   
Handen die wij uitsteken,                   
Om genade af te smeken.
Tastend naar Uw heilsfontein,
Terwijl ze koud en ledig zijn.
 
Handen kunnen wonden helen.
Handen kunnen zinnen strelen.
Kunnen strijden en kastijden,
En blinden veilig voorwaarts leiden.
 
Kunnen bergen werk verzetten,
En een reine ziel besmetten.
Handen spreken stille woorden,
Maar kunnen roven, schenden, moorden.
 
Ze kunnen zondigen en zegenen,
Liefkozen, ruw bejegenen.    
Maar zijn vooral zoveel te meer,
Werktuigen voor de Heer.