Wie kent het lijden van Jezus Heer?
De last die Hij moest dragen,
Wetend, vanaf Zijn prille dagen,
Die weg te gaan. Geen ommekeer.

Kennis van dat ondraaglijk lijden
Heeft Hij Zijn aardse leven meegetorst.
Hij, de voorbestemde Vredevorst.
Zijn martelgang was niet te mijden.

In weerwil van Zijn eigen lot
Was Hij voor ons een ware zegen.
Predikte liefde, genade allerwegen,
Enig met Zijn Vader, onze God,

Ontmoette haat, schandlijke smaad
Na jubel, hosanna, eerbetoon,
Verzoekingen riant en schoon,
Toonde Hij zich sterker dan dat kwaad.

Hoe rauw Zijn hartenkreet daar in de hof.
De intrada van zijn lotsbestemming.
De angst en die beklemming!
Hoe diep moet Hij daar door ‘t stof?

Geen gehoor meer bij Zijn Vader.
Vrienden merkten zulks niet op.
Kille eenzaamheid ten top.
De dag des oordeels ijlde nader.

Door het volk veracht bevonden.
De zware gang naar Golgotha.
De wrede kruisiging erna.
De boete voor onz’aller zonden.

Schenkt voor Zijn heengaan nog genade
Aan een moordenaar in nood.
Redt hem van een eeuwge dood.
Gereinigd van het kwade.

Zijn sterven volbracht Zijn offerande,
Vormt van Zijn zending nu het slot.
Ontworsteld aan het graf, gedankt zij God,
Is Zijn tweede missie thans op handen.