Heeft U voor mij aan ’t kruis betaald?
Uw bloed gestort, ook voor mijn zonden?
Was ik de gesel die U sloeg,
de doorn die diep Uw hoofd doorwondde?

Droeg U mijn vloek naar Golgotha?
Was ik de nagel in Uw handen,
de oorzaak van Uw hellevaart,
waar de toorn van Vader in U brandde?

Heb ik Uw kleed verdobbeld bij het kruis?
Was ik de speer, recht in Uw hart gestoken?
Was het mijn graf waarin U werd gelegd,
en ik de steen die dat heeft toegesloten?

Wat moet ik zeggen, Heere, ‘k heb geen woorden
alleen maar heel veel schaamte en verdriet.
Ik buig mijn hoofd en kniel, dicht bij Uw voeten,
genade is mijn hoop en anders niet.

Hoe onbevattelijk is Uw liefde, Heere,
zo onvoorstelbaar groot én wijd én diep!
U moest het niet - maar U wilde komen
voor iemand die opzettelijk U verliet …

Hoe onbegrijpelijk is het offer wat U bracht:
U, Zoon van God, werd mens, hing aan het kruis;
werd als onschuldig Lam voor schuldigen geslacht,
en door Uw bloed is er een weg terug naar Huis.

Dánk U!


Hebr.9:11-28 | Hebr.10:19-22 | Hebr.13:10-15