Als een misdadiger werd Hij gezocht,
en koste wat het kost moest Hij betalen.
Zijn leven was hun niet veel meer waard,
er was bij Hem toch zeker niks te halen?
 
Wat moest je nou toch met zo’n man,
Hij bracht alleen maar onrust in een mensenleven.
Wat heb je er nou aan als Hij de zieken,
maar erger, ook nog de zonden kon vergeven?
 
Ze haatten Hem met heel hun hart,
en gunden Hem een vreselijk lijden.
De boosheid had hun verstand verblind,
Ze konden zich al in Zijn pijn verblijden.
 
Maar wij, hoe gaan wij met Hem om,
kan ons hart Hem al wel toebehoren?
Of kijken wij ook maar gelaten toe als straks
zij wreed Zijn liefdevolle handen doorboren?
 
Uiteindelijk leed Hij ook voor ons
de helse pijn, die geen mens had kunnen dragen.
Voor u, voor mij, werd Hij gehoond, gesmaad
en met harde vuist in Zijn gezicht geslagen.
 
Hij liet het alles toe omdat Hij wist:
straks is er vergeving van alle zonden.
En ieder mens die spijt betuigt en voor Hem knielt,
wordt weer opnieuw met God verbonden.