De zekerheden werden om mij heengeweven.
Ze waren fundamenten van 't bestaan.
Je wist niet beter in je kinderleven
dan dat het zorgeloos zo door zou gaan.

Ik was een schaapje van de goede herder.
Die herder zou ook altijd voor me zorgen.
En vol vertrouwen ging het leven verder,
ik voelde me zo veilig en geborgen.

Verwachtend kwam de dag dat ik mocht zeggen:
'Heer, 'k heb U lief, voor eeuwig ben 'k Uw kind.
Ik wil mijn leven in Uw handen leggen.
Ik wil U volgen omdat U mij zo bemint.

Toen kwamen goede maar ook kwade dagen.
Ik zag Gods liefde soms niet meer.
De zekerheden werden duizend vragen,
en ik verloochende mijn Heiland telkens weer.

Maar liefde was reeds om mij heen geweven.
Gods woord bleef toch de bron van mijn bestaan.
En stond ik hulpeloos, beschaamd in 't leven,
raakte de Heiland mij vergevend aan.

Een haan kraait soms de dag weer in.
Symbool dat waarschuwt en vergeeft.
Ik zie dan weer voor mij een nieuw begin;
Ik ben een kind dat door Gods liefde leeft.