Wie is toch Deze,
dat de zee naar Hem luistert,
de golven gaan liggen,
de wind nog slechts fluistert?

Wie is toch Deze,
die kreupelen doet springen,
doven laat horen,
stommen doet zingen?

Wie is toch Deze,
die doden opricht,
zieken genezing geeft
en blinden het licht?

Wie is toch Deze,
die een verlamde laat lopen,
een moordenaar liefheeft,
een hoofdman doet hopen?

Wie is toch Deze…?

Het antwoord op dit
verwond'rend refrein,
heeft de engel voorspeld:
“Deze zal groot zijn.”



Lukas 1:32; 8:25b | Mattheüs 8:27b