De mensen van deze vernuftige tijd
zijn verrukt, dankzij grote uitvindingen,
vol bewondering voor wonderdingen,
wellicht trots op hun eigen vaardigheid.

Bij al wat wordt gegeven en bereid:
wil men niet eindeloos juichen en zingen
tot de Heer van aard' en Hemelingen,
die steeds de menselijke krachten leidt?

Duizenden jaren her was Israëls volk
zeer blij met het leven van klare eenvoud,
vruchtbaar land, zonneschijn en regenwolk.

Hechte woning, wat op velden werd verbouwd,
bracht het oogstfeest jubeltoon: lovende tolk
voor bewust bestaan, aan God toevertrouwd.