Oh, God en Vader
van mijn HEER,
wie kan bevatten
Uwe Grootheid,
wie kan U geven,
HEER,
de eer,
aan U zo toch zijn toegewijd,
dat U wordt rechtgedaan,
Uw kracht,
dat wordt verstaan,
Uw Heerlijkheid,
Uw Macht.

Wie kan in Uw Nabijheid staan,
mijn God,
Uw Licht en Heiligheid aanschouwen,
een ieder zou tot as vergaan.

Wie zijn het
die dan iets ontwaren,
God van Uw Grootheid,
Kracht en Licht,
slechts hen
die U ’t wil openbaren,
wiens harten
door U zijn verlicht.

Alleen door Jezus,
mag mijn geest,
mijn wezen,
HEER
bij U vertoeven en U eren,
er is geen andere Weg
dan dezen,
Uw Heiligheid
zou ons verteren.

Doch HEER,
Uw Zoon,
Hij heeft bereid,
al in Uw Vaderhuis,
een plaats,
voor mij,
waar ik mag zijn,
bij U
voor eeuwig,
voor altijd.

Exodus 33 vers 18 t/m 23
Johannes 14 vers 1 t/m 6