in Zijn oneindige barmhartigheid
heeft God 't laten duren tot op heden
naar zeer te hopen is komt nu de tijd
dat die gaat horen tot het verleden

dan is het met het eigen ik voorbij
het wordt: met God de Heere wandelen
want ieder die dat doet is waarlijk vrij
en blij in denken doen en handelen

die wegen gaan op Jerusalem aan
de Stad der Steden in grote schoonheid
waarvan de gouden poorten open staan

ieder van ons zal daar naar binnen gaan
om bij de Heer te zijn in eeuwigheid
blij heffen wij daar het "Eer zij God" aan