De kunst der muzen toont zich voortdurend
met stoer blazen, ijl fluiten, fijne snaren,
opdat allerlei stemmen verklaren
hoe groot God is, het Al besturend.

Blije klank, de vrome aard aanvurend
vanaf preekstoelruimtes en altaren,
manen luisteraars zich zonder dralen
te schikken naar Jezus' Woord, eeuwig durend.

Mogen in de kleine ogenblikken
van het daagse leven deze wijzen
bijna verstild hart en brein aantikken.

Dan zullen zij als bescheiden sijzen,
die zacht zingend heilzaam voer oppikken,
naar heerlijk bevrijdend geloof verwijzen.