U die uw Naam hebt uitgeschreven,
zo hemelhoog en wereldwijd,
uw Naam, hoe heilig en verheven,
omspannend tijd en eeuwigheid,
U hebt uw Naam aan ons verbonden,
ons in ons aards bestaan ontmoet,
uw Naam die ons, hoezeer geschonden,
steeds opricht en weer leven doet.

U die uw Naam hebt uitgeschreven,
geopenbaard hebt wie U bent,
U bent niet ver van ons gebleven,
hebt als uw mensen ons herkend.
U hebt uw Naam in ons geschreven,
ons met uw vingers aangeraakt,
uw Naam in ons bestaan geweven,
het leven mogelijk gemaakt.

U die uw Naam hebt uitgeschreven,
ver af, maar toch ook zo dichtbij,
U wilt in Jezus ons vergeven,
uw eigen Zoon, een mens als wij.
U wilt een nieuwe naam ons geven,
een naam, uw eigen Naam verwant,
door U als in graniet geschreven
diep in de holte van uw hand.


(melodie LvdK 330)