Van Bethlehem naar Golgotha,
daar wijst U mij op 't Licht.
Daar spreekt U over Uw gena,
daar zing 'k mijn lofgedicht:

Stil kniel ik voor Uw kribbe neer,
ik dank U voor het kruis
dat U zo trouw verdroeg, o Heer,
als brug naar 't Vaderhuis.

O dierbaar Lam, o kostbaar Bloed,
slechts U maakt waarlijk vrij!
Uw liefde kwam mij tegemoet,
wat bent U trouw aan mij.

Genade, liefde, hoop en kracht,
slechts dat, dát leidt mij voort.
Want, nu ik het van U verwacht
zie ik de hemelpoort.

De hemelpoort, zo vol van Licht,
zó vol van glorie, Heer.
Straks zing ik voor Uw aangezicht
nog meer, ''U zij de eer!''

Want eens, ééns leiden eng'len mij
met citers, harp en luit.
Dan zing ik waarlijk, wáárlijk vrij
't ''U zij de glorie'' uit!

Te zingen op de melodie van gezang 397
uit het liedboek voor de kerken:
(O God, die droeg ons voorgeslacht)