donkerpaars gelakte nagels
krabben aan een papplek
 
een tattoo siert haar huid
ze veegt voorzichtig
de oude mond schoon
 
jong als ze is
slaat ze haar vleugels uit
om tengere grijze schouders
zorgzaam gebogen
 
ze geniet gewoon
 
kamt en vlecht
strengen haar en wol
in een warboel van gedachten
 
brengt anderen
naar het toilet
en zegt vriendelijk:
‘ik blijf wel wachten,
 ik breng u thuis’
 
de dood loert
in haar kleding door omlijnde ogen
en danst zwevend
tussen witte lakens
van bed naar bed
 
om haar blanke hals
een ketting
met een houten kruis
 
vermoeide stemmen
danken gebroken
 
zij zien geen piercing
niemand vindt haar gek
of apart
 
deze mooie engel
in het zwart