De ochtend fris en pril
de ziener wil hem niet ontmaagden

Ruikt in lettergrepen Gods bestaan
hij ziet het popperig meiklokje staan
in een bloembed van Zijn alfabet

De hoorder houdt zich stil en
weet zich blindelings gelezen

De ganse hemel luistert mee
als de zwijger bidt “Amen”
met de ziener en hoorder samen