De vrome mens toeft bij zijn overdenking
op de top van de berg, aan God gewijd.
Hoge winden brengen gedachtenstrijd,
geven stormend gevoel bij een nieuwe zwenking.

Hete zon? Koude rilling? Misschien een krenking
voor ruime geest, die verlangt naar vrijheid.
Je houdt op met peinzen, ervaart verblijd:
"Zoete geur wenkt lager aan de helling!"

Het verjongde hart der hoogte wentelt neer
over rotsen vol roepende bloemen
en weiden rondom een koel, blinkend meer.

Waar aardse bijen rusteloos zoemen,
beleeft uit Hemel geboren taal steeds eer;
men zal haar als vredesdienaar roemen.