Verslagen, eigenlijk nog maar een meisje,
wordt Hadassa weggevoerd.
Ver weg van alles wat zij kende.
Ja, gewoon heel ruw ontvoerd.
 
In Perzië wordt zij opnieuw gegrepen,
net als velen om haar heen.
Ze komen haar voor de koning slepen.
O, hoe afgrijselijk gemeen!
 
De moed zinkt haar nu in de schoenen.
Zij weet van zichzelf: ze is mooi en knap.
Moet zij hier nu straks dan gaan boeten,
omdat haar volk streed maar zo slap?
 
Haar naam wordt Esther, ze is verborgen
diep in een koninklijk paleis.
Zij heeft geen hoop meer op de morgen.
Of…? Is dit misschien slechts een kleine prijs?
 
Dankzij haar oom begint het te dagen:
heel misschien is dit Gods verborgen wil…
en daarom stopt zij nu met klagen.
Moedig maakt zij nu haar twijfels stil.
 
En dan – echt met de moed der wanhoop –
neemt zij manmoedig een besluit.
Het risico dat zij hiermee loopt:
“gaat zij voor altijd onderuit?”.
 
 
Maar aan het eind wacht haar victorie
en ook nu nog jaarlijks het Poerimfeest.
Esthers naam, in volle glorie
praalt zij om wie zij is geweest.