Geplunderd en gemoord,
vijf jaren onderdrukt.
Gemarteld en bedreigd,
uit 't leven weggerukt.
Het leven was een hel,
geslagen en gekweld.
Tot God, tot God de Heer,
de vijand had geveld.

Welvarend werd het land,
dat God als leidsman heeft.
Waar iederéén oprecht
in vrijheid vredig leeft.
Wij zijn voor altijd vrij.
gedankt zij God de Heer.
Ons land, ons land, ons land,
bevrijdde telkens weer.

In wijsheid gaan wij voort,
geen haat, geen overmoed.
Buig nimmer voor het kwaad,
waar angst en treurnis woedt.
Wij prijzen onze Heer,
de duisternis verdwijnt.
Looft God, looft God de Heer,
dat nu het licht weer schijnt.
 

Melodie van gezang 416
Liedboek voor de kerken
Gelukkig is het land, dat God de Heer beschermt.