Ik weet wel, Heer, dat U mijn herder bent
en dat het dus mij aan niets zal ontbreken.
Al wat ik nodig heb, is U bekend.
Door groene weiden en langs stille beken
leidt U mij voort en zo, op elk moment,
ervaar ik van uw liefde taal en teken.

Maar Heer, het is zo donker om mij heen.
De nacht zo zwart, ik zie geen hand voor ogen.
Gaat u mij voor? Ik voel mij zo alleen.
Angst en verdriet hebben mij neergebogen.
Ternauwernood blijf ik nog op de been.
Mijn levenslust, ze is vrijwel verdwenen.

Maar toch, ik weet: mijn herder is de Heer.
Hij is bij mij, kent mij met al mijn vragen.
Hoe zwart de nacht, Hij brengt een ommekeer.
Zijn liefde doet een lichte morgen dagen.
Ik vrees geen kwaad, nu Hij mij altijd weer
verzorgt en eeuwig mij zal blijven dragen.

melodie van LvdK 487