Wat was ik blij toen men mij zei:
"Wij reizen naar Jeruzalem,
wij gaan naar God, wij zoeken Hem".
We liepen in een lange rij
en trokken opgetogen voort,
al zingend door de toegangspoort.
Dit is de bron van ons verlangen,
het is als komen wij hier thuis,
de stad van Vaders heerlijk huis.
In liefde wil Hij ons ontvangen.

Jeruzalem, wat ben je mooi,
je bent geen droom- of luchtkasteel.
Maar op Gods berg een pronkjuweel,
dat schittert in zijn gouden tooi.
De stammen overal vandaan,
zullen je poorten binnengaan.
God wil hen jaarlijks hier ontmoeten,
op Davids troon zet men zich neer.
Hier zullen namens God, de Heer,
vrede en recht elkaar begroeten.

Bid om het goede voor de stad,
voor welzijn, rust en veiligheid.
Voor wie haar steeds, dwars door de tijd,
hartgrondig hebben liefgehad.
Ik bid voor allen, groot en klein,
die mij oneindig dierbaar zijn.
Jeruzalem, zo hoog verheven,
de plaats waar God de koning is,
de tempel Hem tot woning is.
Ik wens je vrede voor het leven.

Melodie:  Ps  122