Vluchten, steeds maar verder lopen
Langs de velden, ver van huis.
Uit je land en bljven hopen,
Chaos, angst en nergens thuis.
Hulpeloos en vol van zorgen
Telkens weer onzekerheid
En steeds waken tussen nu en morgen,
Leven tussen macht en strijd,
In een tijd zo vol van vragen.
Naamloos voor wie je ontmoet.
Grenzeloos, maar voortgedragen
En geen mens die je nog groet.
Naar de veiligheid gebracht,
Kind dat door God werd beschermd,
In een wereld zwart als de nacht
Naar het land dat zich ontfermt.
Dit kind, al zo lang verwacht.