Mijn dag is zwaar, Heer, elke stap
geeft droefheid en er is geen dam
aan ‘t kind dat babbelt en dat vraagt:
"Er is hout, vader, maar geen lam."
 
Ik zeg: "God zelf zal zorgen, zoon",
maar ach, het neemt mijn zorg niet weg.
Ik vertrouw, Heer, maar 't is zo zwaar.
Geef me de woorden als ik zeg:
 
"God vroeg me jou te offeren, zoon.
Ik weet niet waarom God dit vroeg.
Hij was het zelf die jou eens gaf
maar ik vertrouw, dat is genoeg."
 
Mijn Heer, ik zal gehoorzaam zijn.
Ik geef terug als U dat wilt,
ik offer hem zoals gevraagd.
Als U wel mijn verdriet maar stilt.
 
En terwijl ik aan het altaar bouw,
draagt mijn zoon het hout al aan.
Gewillig legt mijn kind zich neer
en moet ik aan het offeren slaan.
 
Als ik het mes geheven houd
spreekt plots uit het niets Gods stem:
"Nee Abraham, doe weg dat mes!"
"Dank Heer", zeg ik met fluisterstem.
 
"Ik weet hoeveel jij van Mij houdt,
dat je gehoorzaam bent aan Mij
Kijk achter je, daar in een struik,
die ram daar, zal je offer zijn.
 
Want Ik maak mijn belofte waar:
Jij Abraham, mag vader zijn
van Hem die ’t grootste offer brengt,
die ondanks smaad en hellepijn
 
zichzelf geeft voor de zondelast
van heel het mensdom, zodat jij
door ‘t offer van mijn lieve Zoon
ontlast bent en volkomen vrij."