Daar ging hij dan de vogel van staal.
Het luchtruim was hem toegewezen.
Zijn vleugels spreidden zich in de wind.
Niemand had ook maar iets te vrezen.
 
En binnen haar zaten velen te denken.
Aan tijden van rust, van vakantie en genot.
Vliegend door de wolken op weg naar vrijheid.
Nog onwetend wat zou worden hun lot.
 
Opeens boorde zich dwars door de wolken.
Een dood en verdervend zaaiend vuur.
Niemand kon zich meer in veiligheid brengen.
Voor allen sloeg daar het laatste levensuur.
 
Brokstukken boorden zich door de wolken.
Verspreidden zich over weiland en veld.
Hoe zou iemand ooit kunnen geloven.
Wat door getuigen daarna werd verteld.
 
Verbijsterd en vol ongeloof hoorde de wereld.
Van dit afgrijselijke drama ver van ons land.
Nabestaanden moeten hun doden betreuren.
Dit geweld gaat boven alle menselijk verstand.
 
Dwars door de wolken verdween alle leven.
Wat eens zo blij aan de toekomst begon.
Zal ooit een schuldige aan worden gewezen?
Want dwars door de wolken verdween ook de zon.
 
Zal men ooit nog weer kunnen geloven.
Dat dwars de wolken de zon eens weer schijnt?
Zullen ooit alle littekenen van het lijden
weer genezen, zodat alle verdriet weer verdwijnt?
 
Ja, eens zal er toch weer een glimlach verschijnen.
Op gezichten verwrongen van pijn en van smart.
Want dwars door de wolken begint een nieuw leven.
Een leven dat hoort bij een genezend hart.