een kogel als herinnering
in één van beide benen
en hoewel ‘t leven verderging
zijn beelden niet verdwenen

hij staat er dagelijks bij stil
de pijn blijft achtervolgen
hoewel hij hen vergeven wil
huist woede diep verborgen

hij zag ze vele malen gaan
ze liepen door de straten
schreeuwend kwamen zij eraan
en vluchten mocht niet baten

gedwongen werd hij afgevoerd
ze hielden hem gevangen
al werd hem snel de mond gesnoerd
een hartkreet van verlangen

hielp hem door dat donker dal
waar niemand hem mocht horen
luid geschreeuw en hard geknal
het bleef zijn hart doorboren

het kamp is nu verleden tijd
hij mag in vrijheid praten
maar al zijn boosheid, het verwijt
de woede en het haten

houden hem nog altijd vast
zijn rechten zijn geschonden
draagt de oorlog als een last
maar God verbindt zijn wonden

het blijft voor hem een zwaar gevecht
geliefden zijn ontnomen
toch heeft hij het bij God gelegd
hij weet de dag zal komen
dat hij hen weerziet