toen zij Emmaüs
hadden bereikt
vroegen ze de Vreemdeling
hun gast te zijn
boden Hem aan tafel
brood en wijn
en terwijl Hij Zijn
zegen uitsprak
zagen zij in
’t gebaar van Zijn handen
hoe een hemels licht
ging glanzen
hun ogen werden
verblind door het licht
en Hij verdween
uit hun gezicht
Hij was dus
toch opgestaan …
en was hen voor –
maar ook nagegaan
en bij ’t avondrood
danken wij Hem
voor het delen
van ons brood