Nu zijn we nog gevangen
in duisternis en pijn,
en al het stil verlangen
zal naar verlossing zijn.
Nu zijn we nog de slaven
die zuchten onder 't juk,
wij allen nog begraven
onder een vals geluk.

Daar is een man gekomen
sprak woorden vol van licht.
Wij durven nu weer dromen
ons oog op Hem gericht.,
waar doven zullen horen
en blinden zien voortaan.
Hij heeft ons uitverkoren,
wij gaan naar Kanaän.

Hoe kunnen wij nog hopen
nu Hij gestorven is,
en de woestijn doorlopen,
de smart is diep gemis.
Hij droeg daar onze slagen
de zweep van razernij,
de hoop is nu verslagen,
de toekomst weer voorbij.

Een blij gerucht gaat leven,
een nieuwe dag breekt aan.
De hoop gaat weer herleven:
'De Heer is opgestaan!'

Nu zal Hij ons bevrijden
van slavernij en dood.
We mogen ons verblijden
en zingen: 'God is groot.'

Nu kunnen wij weer zingen,
de reis heeft vergezicht.
Het duister zal verdringen
door Christus, eeuwig licht!