Vrouwen van Jeruzalem,
Die bij elkander zaten,
Meldden dat de steen was weggerold
Van 't graf,  leeg en verlaten.
 
Een engel had hun aangezegd,
Dat Jezus was verrezen,
De windselen terzij gelegd,
Zij hoefden niet te vrezen.
 
Leerlingen van Jezus
Vol vragen, her en der.
Reizende naar Emmaüs
Zo'n zestig stadie ver,
 
Waren vroeg op pad gegaan,
Bevangen door de schrik.
Een vreemde sloot zich bij hun aan,
Verduisterde hun blik.
 
Leerde hun uit de Profeten,
Het woord zoals geschied.
Zij hadden 't kunnen weten,
Maar begrepen 't toen nog niet.
 
Hij deelt met hun de maaltijd
En brak het daaglijks brood,
Dat daar voor hun was toebereid.
Liggend aan Zijn schoot.
 
Zegent het met milde hand
En zagen toen zijn wonden.
Hij opende hun blind verstand.
Ze hadden Hem hervonden.
 
Hij heeft zich toen geopenbaard,
Daarna in 't niets verdwenen.
Zij hebben Hem nog nagestaard.
Hij is nog vaak verschenen.