De steen,
te groot, te zwaar om op te tillen
rust voor het graf, belet nieuw leven.
De weg naar 't licht versperd, verdreven.
De steen, die honger niet kan stillen.

Honger naar Zijn hand die reikt
naar Zijn mensen uitgestoken.
Gekwetst, verdrietig en gebroken
die niet van onze zijde wijkt.

En dan.., die steen, licht als een veer
zo lijkt het, is ineens verdwenen.
Het graf is leeg, Hij is verschenen
Maria sprak: "Rabboeni, Heer!"

Ons ongeloof is soms zo groot
net als in die eerste dagen
toen slechts Zijn volgelingen zagen:
“De meester leeft, Hij is niet dood!”

Hij die de dood versloeg, verrees!
Hij neemt de steen van ons gemoed
en rolt hem weg: "Kind, het is goed",
omgeeft ons met Zijn goede Geest.

Draagt ons door 't aardse leven heen
en tilt ons op, net als die steen.