Een steen, zo koud en kil
geschoven voor een donker graf,
een graf waarvan je zegt:
is daar nu iemand ingelegd
die nooit een mens zo zal bezeren?
 
Een steen zo koud en kil
geschoven voor dat koude graf,
dat  graf waarvan je zegt:
Is daar nu Christus in gelegd
die nooit een mens zo zou vernederen?
 
Die koude kille steen
voor dat donkere kille graf,
dat graf waarvan je zegt:
is daar mijn Heiland ingelegd?
Die Mens die voor mij zo heeft gestreden?
 
Die koude kille steen
geschoven voor dat donkere graf,
dat graf waarvan je denkt:
daar is genade met zijn bloed vermengd.
Genade die Hij voor mij heeft verwonnen.
 
Zo werd die koude kille steen
weggeschoven bij dat donkere graf.
dat graf waarvan je weet
er ligt alleen die doek met bloed en zweet,
Die doek die mijn Heiland heeft gedragen.
 
Nu is die koude kille steen
alleen nog maar symbool van lijden.
Het lijden waarvan je zegt,
Mijn Heiland heeft mijn zonden weggelegd.
Heeft ze gedragen voor mijn eeuwig leven.
 
Het nu geopend graf,
heeft niets meer te verbergen.
Die koude kille steen
heeft niets meer met het graf gemeen.
Christus heeft de dood daar overwonnen.
 
Die steen, die koude kille steen
kan nooit de weg nog meer versperren.
De weg die mijn Heiland is gegaan,
voert mij bij dat geopend graf vandaan
Leidt mij eens liefdevol de hemel binnen.