Zo 's avonds, na een dag van broei,
stonden de schapen daar.
De bui, die deze kant opwoei,
liet zich al dend’rend los op haar.
Een felle schicht schoot door de lucht
en bij de hardste klap
gingen zij toch niet op de vlucht
maar bleven staan in ’t natte gras
totdat de bui weer over was.

Twee lammetjes van ’t moederdier
weken niet van haar zij.
Geduldig stonden zij zo hier
als kleine kind’ren in een rij.
Ontlopen konden zij het niet,
want nergens was een hut.
Geen schuilplaats was er in 't verschiet
dus bleven ze staan in 't natte gras
totdat de bui weer over was.

Zo willoos als een lam was Hij,
Die onze zonden droeg.
Een moordenaar aan elke zij,
waarvan er één vergeving vroeg.
Zo kan het ook voor u en mij.
Zijn offer was genoeg!
Uit liefd’ ging Hij door zwarte nacht,
verbrekend satans duist’re macht.
Want Hij riep luid: “Het is volbracht”.

Zo gaf Hij Zich voor ons geheel,
verdragend 't houten kruis,
om van het kwaad, oneindig veel,
ons te verlossen, tot in 't Vaderhuis.
Dit woord van Hem is zo getrouw
en aanneming zo waard,
want voor de zond’, die ons benauwt,
heeft Hij Zichzelve niet gespaard
maar kwam Hij juist naar deze aard’.