Ze wilden wachters bij het graf,
ze mochten hem eens stelen.
Pilatus dacht: "oké ben ik er af,
wat kan het mij ook schelen"

Diep in hun hart waren ze bang.
Het was alsof ze het nog hoorden:
"drie dagen en drie nachten lang,
als Jona, waren toch zijn woorden?

Nu was die oproerkraaier dood,
konden ze eindelijk slaap inhalen,
tot wachters bij het morgenrood,
hun bang vertelden van hun falen.

Ze schrokken hevig bij 't ontwaken
en moesten toen met goed fatsoen,
snel van hun leugens waarheid maken.
Wat konden ze nu anders doen?

Die arme, blinde schriftgeleerden
hun harten waren spijkerhard.
Met wat ze allemaal beweerden,
trapten ze hun Heer juist op het hart.

Ze voelden zich in hun hardheid thuis.
Maar Hij, geduldige, opgestane Heer,
leerde velen van hen, knielen bij het kruis,
met verzachtte harten leven tot zijn eer!