Achter op de rommelmarkt
onder stof en tussen kitsch
lag achteloos neergesmakt
een geschonden crucifix

de drager van de Man, het Kruis,
was gaaf en ongebroken
de geslagene bijna vergruisd
van respect totaal verstoken

slechts handen en voeten, verweerd,
nog met nagels vastgeklonken
een klein stukje torso met een speer
diep in het hout verzonken

kapot en schijnbaar waardeloos
door iedereen opzij geschoven
intens verdrietig maar ook boos
heb ik het mee naar huis genomen

in onbegrip voor de ontzieling
vloog mijn hart naar Thomas
die geschokt en in verbijstering
net als ik nu, in ongeloof neerzat

dat Jezus waarlijk opgestaan was
kon hij nog niet bevatten
ik sloot mijn ogen, opende mijn hart
en wist dat ik hem snapte

hij kon niet geloven zonder bewijs
hij had het nodig zijn Heer te zien
zijn verstand hield de waarheid niet bij
zijn hart was gesloten door verdriet

achter op de rommelmarkt
onder stof en tussen kitsch
lagen als bewijs voor het verlaten graf
de wonden, tastbaar, op het lege crucifix